donderdag 28 augustus 2008
Rechts naar het Paadje van 1000 tree, een sprookjesnaam voor een kromme weg die langs een paar zielige paarden, een bok en een hond achter een hoog hek voert. Waarom is dat beest zo mager? ik kan zijn ribben tellen. Maar doe het niet. We passeren een luid telefonerende Turk. Is het zijn paard? Met wie spreekt hij? Ik hoor hem achter me hard lachen. Nog een paard. Angstaanjagend groot van dichtbij. We voeren hem een graspriet, en een peentje. Hij heeft een jas aan. Wat zou je van zo’n dier kunnen houden.
Aan het eind van het Paadje doemt een molen op. Om de molen staan groene lantarenpalen die nu waarschijnlijk het label ‘nostalgisch’ zouden krijgen maar die ik me nog kan herinneren uit de Schuttersstraat in Crooswijk. We gooiden vaak een touw om de lantarenpaal en speelden dan draaimolentje door het touw helemaal om de paal te wikkelen en er dan aan te gaan hangen.. Puttenloop speelden we ook, met de hele straat. En knikkeren. ‘Wat is Engels voor knikkeren ook al weer?, vraag ik aan Ginger. Volgens haar knikkeren ze niet in Engeland. Hier is het ieder jaar rond dezelfde tijd dat één kind er mee begint, zegt ze, en dan doet iedereen op het schoolplein het ineens voor een korte intense periode. Ik denk aan losing one’s marbles, maar dat betekent wat anders. Gek worden. Maar hoe komen die knikkers dan in je hoofd? En hoe komt het dat je ze kwijtraakt?
Aan de Overschiesche Kleiweg staan een soort poppenhuizen op een rij waar ook het Nederlandse interieurvirus ‘van alles twee’ heeft toegeslagen in de raamkozijnen. We kijken en tellen. Twee rose geurkaarsen, twee witte orchideeën in een witte pot, twee vetplanten, twee porceleinen hondjes.
We passeren een kleine vrachtwagen waar op in vrolijke letters ‘Kip en alle kipprodukten’ geschilderd staat. Kipprodukt? Dat is toch gewoon een ei?